In de peuter- en de kleuterklas spreken we de FANTASIEKRACHTEN aan in het kind. Zo komen ze tot een beweeglijke binnenwereld: legt ook de basis voor creativiteit later.
Door ongevormd speelgoed aan te bieden wordt de fantasie van het kind zo sterk mogelijk geprikkeld en ontwikkeld: vb. houten blokjes, doeken, … speelgoed dat nog alle mogelijkheden open houdt.
Met planken, bakken en doeken bouwen de kinderen kampen, huizen, boten, ruimtetuigen, …
Met kleine blokjes en een rood doekje maken ze een kampvuurtje, dunne planken kunnen gebruikt worden om te skiën en een klein blokje wordt soms een gsm.
Tijdens het vrij spelen zie je als juf een grote BEELDENRIJKDOM naar voren treden. Het kind beleeft vreugde en plezier aan zijn spel.
Verhalen
De verhalen worden lang verteld, zodat de kinderen zich de beelden eigen kunnen maken. Eenzelfde verhaal wordt dagelijks herhaald gedurende 3 weken. Soms wordt een verhaal gebracht in de vorm van een poppenspel of als toneeltje.
Het kind vraagt naar die HERHALING. De eerste keer dat een kind iets hoort vertellen, is alles nieuw, maar stilaan herkent het zaken, begrijpt het meer en meer, verwacht het bepaalde passages om er weer mee te lachen, om er weer door in spanning te komen…. Dan pas kan het kind het verhaal helemaal verinnerlijken en vormt het een hele rijkdom in het kind. Dit staat in contrast met het huidige aanbod van de maatschappij. Er worden steeds nieuwe dingen aangeboden, dat veroorzaakt onrust bij de kinderen.
Verhalen voor peuters zijn: korter, veel herhaling, gaan over de naaste wereld, weinig verschillende elementen en personages.
Verhalen voor kleuters zijn langer, proberen de hele groep te betrekken (3,5-6 jaar), ook nog met veel herhaling. Grote kleuters kunnen al een poppenspel spelen voor de jongere kleuters.
Onze visie over multimediagebruik door (kleine) kinderen:
- Het biedt kinderen geen echte wereld, geen echt beeld van het leven.
- Het is arm op gebied van zintuigontwikkeling: het visuele wordt aangesproken, maar alle andere zintuigen worden uitgeschakeld vb de kleuter ziet een tafereel dat zich in het bos afspeelt: er zijn geen aanrakingen, geen echte gewaarwordingen, geen geuren, geen echte beweging bij het kind…
- Kinderen ondergaan de beelden, nemen ze passief op en worden er zelf ook passief van.
- Het overlaadt het kind met prikkels waarvoor het de tijd niet krijgt om ze goed op te nemen en te verwerken, om er iets zinnigs mee te doen.