Waarom kunstzinnig onderwijs?

Waarom vormtekenen?

Vormtekenen5

Een lijn is een verstilling van een beweging. Een lijn, vanuit de beweging aangezet, wordt zichtbaar op papier en beweegt daarna verder. Wanneer we een lijn zien, worden we innerlijk door deze beweging meegenomen en herkennen we de vorm die zij maakt. Zo is elke getekende vorm een tot rust gekomen beweging. Rudolf Steiner heeft het tekenen van vormen als nieuwe kunstimpuls in de steinerscholen ingebracht. Het is dan ook een vak wat uniek is aan ons onderwijs. Op verschillende plaatsen in zijn voordrachten sprak Steiner over het belang van het tekenen, waarmee hij dan eigenlijk het vormtekenen bedoelde. Hij geeft het belang van het vormtekenen aan en benoemt een aantal gebieden waarin het vormtekenen werkzaamheid heeft. Ten eerste zal het kind door het tekenen van stromende en hoekige vormen zijn fijne motoriek ontwikkelen waardoor de voorwaarden voor het leren schrijven geoefend worden. Ten tweede is het vormtekenen een krachtig middel om te werken aan de temperamenten. Als derde werking kennen we de ontwikkeling van de geometrie. De gehele geometrie wordt in de onderbouw vanuit het vormtekenen voorbereid. Tenslotte kunnen kinderen een basaal gevoel voor vormen ontwikkelen. Steiner achtte het van groot belang dat kinderen de uiterlijke werkelijkheid niet zouden natekenen voordat er een gezond begrip ontstaan is voor de basale vormen zoals driehoek, vierkant enzovoort.

 

Waarom we vormtekenen geven in de lagere school
1) Vormtekenen stimuleert de innerlijke beweeglijkheid.
2) Je ontwikkelt er zintuiglijke en motorische vaardigheden mee.
3) De vormen die getekend worden in de lagere klassen, vormen de basis van het schrift.
4) Het maken van geometrische vormen legt de basis voor meetkundige vaardigheden.
5) Vormtekenen vormt het voorstellend denken.
6) Het wekt de fantasiekracht.

 

Conclusie:
Je maakt als het ware een verbinding tussen wat je ziet, ervaart, bedenkt en vervolgens op papier brengt. Deze vaardigheid is op vele gebieden zeer belangrijk, ook in de 'denkvakken' Het is verrijkend hieraan te kunnen werken via de vorm, het doen en dit niet alleen te stimuleren via het zuivere denken.

 

IMG 20220217 WA0001

Waarom toneel?

Kinderen leren heel wat meer van toneelspelen dan enkel stevig spreken en goed acteren.

 

Toneel spelen blijft in ons onderwijs vooral een pedagogisch proces waarvan niet enkel het eindresultaat telt. Toch blijft de opvoering dé uitdaging, het doel waardoor de boog strak gespannen kan blijven. Toneel spelen doorbreekt persoonlijke grenzen. Het spelplezier en de steun van de vertrouwde groep brengt kinderen steeds een stapje verder.

Toneel valt niet te klasseren onder één vak. Bij het oefenen en spelen van toneel komen veel disciplines aan bod. Aan de ene kant is er het verstandelijke leren op verschillende gebieden, aan de andere kant is er het grote sociale aspect.
We oefenen zoveel dingen tegelijk, dat een toneelperiode als taalperiode omschrijven tekort doet aan de inhoud ervan.

Taal is er uiteraard en wordt geoefend op vele vlakken:

  • taal duidelijk en goed spreken
  • taal juist interpreteren -> intonatie, ondersteunende beweging...
  • correcte zinnen van buiten leren en dusdanig juiste zinstructuren verinnerlijken
  • taal in beeld brengen -> uitbeelden

Er zit echter ook een rekenkundig aspect aan toneelspelen. Je moet je als speler bewust zijn van het chronologisch verloop van het stuk:
-wanneer is het mijn beurt?
-wanneer moet ik achter de metallofoon gaan staan enz...

Je moet je bewust zijn van de weg die je moet afleggen en kunnen inschatten hoeveel tijd je nodig hebt om op het juiste moment op de aangewezen plaats te staan.

Sociaal gezien en op persoonlijk vlak wordt er veel verwacht van de kinderen tijdens een toneelperiode.
Terughouding is misschien wel het moeilijkste aspect van al. Wanneer we het stuk in rollen spreken of spelen, moet ieder z’n beurt afwachten en de ander laten spreken op zijn tijd. Op zich is dit een logische situatie. De kinderen echter, kennen vaak het volledige stuk van buiten en willen bepaalde prettige stukjes heel graag meespreken.

Wanneer een kind bij het spreken of spelen van een rol hapert of onzeker is, is bij anderen de verleiding vaak groot om in zijn of haar plaats te gaan spelen. Dit vergt veel terughouding van een kind.

Er wordt bij het spelen appèl gedaan op inlevingsvermogen. Wanneer kinderen zich moeten inleven in een gegeven rol, leren ze bijna onbewust meer over sociale relaties.
Ze leren begrip opbrengen voor anderen en het andere.
Ze krijgen inzicht in het effect van handelen, reageren, non-verbale communicatie. De kinderen leren zich bewust te worden van hun eigen gedrag en houding. Ze proberen in te zien hoe ze op het podium staan.
Ze moeten spreken om te worden verstaan. Ze moeten spelen om te worden begrepen. Ze moeten zich anders kleden om te worden gezien.

Kortom de leerling treedt toch voor een groot deel in de onveiligheid. De houvast aan de tekst, aan de opeenvolging van handelingen en de leerkracht vooraan, brengen hem echter in de stroom waarin hij zich veilig kan bewegen.

Concreet kan het als volgt lopen…

Allereerst vertelt de leerkracht het verhaal en kadert dat in de klasverhalenstof of de cultuursfeer. Vervolgens krijgen de kinderen een boekje met de tekst.

Dagelijks gaan we de tekst dan doorspreken en oefenen. We bespreken vaak ook de onderliggende boodschappen in de tekst. Wat zou die daarbij denken, voelen, hoe zou die dat dan zeggen? Enz… Korte stukjes worden in de klas door steeds verschillende kinderen uitgebeeld. De kinderen mogen bepaalde geliefde scènes in kleine groepjes gaan oefenen en voorbrengen. Zo ontstaat er een eerste verkenning van voorkeuren voor een bepaalde rol.

In de hogere klassen geven de kinderen hun voorkeurrol op + de rollen die ze eventueel ook nog wel willen spelen. De leerkracht wacht dan de zware taak om de rolverdeling uit te schrijven.

Een leerkracht kiest niet enkel op basis van wie goed is in een rol. Het kind moet er ook iets aan hebben om een bepaalde rol te spelen.
Er zijn verschillende redenen mogelijk waarom je een kind een bepaalde rol geeft.
Je kan de rol als een uitdaging zien.
vb. Haantje de voorste moet zich inleven in een ondersteunende rol.

Een teruggetrokken kind leert zijn spreekangst overwinnen in een erg geliefde rol. Een kind speelt een rol die perfect bij zijn/haar karakter aansluit, om zichzelf een spiegel voor te houden, enz...

Het probleem blijft natuurlijk dat je dit soort dingen moeilijk aan de kinderen zelf kan uitleggen. Hoewel, ze voelen het onbewust vaak aan.
Dan blijft er uiteraard nog de trots van de leerkracht die toch ook graag een toneelstuk brengt dat lukt. Gelukkig hebben de kinderen elk jaar toneel. Wie het ene jaar niet de gepaste of gewilde rol kan spelen, kon het misschien een vorige keer of kan het een volgende keer.

De muziek voor het toneel wordt iedere ochtend geoefend en juf Anja zet in haar les de puntjes op de i.

In de helft van de tweede week volgt dan meestal pas de rollenverdeling en leren de leerlingen hun eigen stukjes tekst van buiten.

Dan komt het repeteren met kleren aan. Het beeld wordt vollediger.  De belichting erbij en het beeld wordt compleet.

De opvoering is de kers op de taart maar wat hier allemaal aan voorafgaat is het eigenlijke doel.

Waarom Muziek?

Op onze school vertrekken wij in de lessen muziek vanuit het musiceren op het gehoor, vanuit naspelen en nazingen. In mijn gevoel geraak je zo aan de kern van wat samen muziek maken, kan brengen. Via muziek kunnen we het gemoed van de kinderen rechtstreeks bereiken. Het gebeurt regelmatig dat een kind boos of verdrietig in de klas komt en helemaal open bloeit tijdens het samen zingen.  We oefenen daarbij steeds de waarneming. Luisteren is een héél belangrijk proces om goed te leren zingen en blokfluit spelen. We spreken eveneens de wil aan. Nieuwe liederen worden steeds weer herhaald tot iedereen ze in de vingers heeft.
Het sociale is inherent met de muziek verbonden: samen klinken en van muziek genieten werkt verbindend. Het brengt harmonie.  Kinderen leren hun eigen plaats te vinden in de groep, niet alleen in de eigen klas, ook op feesten waar het altijd genieten is als alle kinderen van de lagere school en de kleuterschool samen zingen.
Rudolf Steiner wist het lang geleden al en uit vele wetenschappelijke studies van de laatste jaren is het gebleken: je wordt slimmer als je musiceert. Je linker- en rechterhelft werken beter samen. Dit maakt je brein flexibeler. Je hoeft er niet eens goed voor te zijn in muziek: áls je maar muziek speelt, dat is al voldoende.

 

IMGP6972_klein.jpg

 

Waarom houtbewerking?

Zoals u kan zien op de foto’s onderaan zijn de vijfdeklassers heel ijverig. Uit een stuk lindenhout maken ze een ei. Hiervoor heb je heel wat gereedschap en inzicht nodig. Eerst komen meten en zagen aan bod en dan gaan de leerlingen stap voor stap aan de slag om er meer en meer vorm in te brengen. Dit doen ze m.b.v. een rasp. Dit vergt veel kracht en hoe verder het proces vordert, hoe meer precisie en observatie dit werk vraagt. Tenslotte wordt het ei helemaal glad geschuurd en uiteindelijk krijgt het een laagje olie. Gaandeweg ontwikkelen de kinderen de vaardigheden. Doen, denken en willen komen uitvoerig aan bod. 
In de zesde klas maken de kinderen een schaal uit een groot stuk hout. De kinderen gaan na het ontwerpen en zagen aan de slag met guts en hamer. Ook komt het raspen en schuren aan bod. De wetmatigheden van het hout spelen een belangrijke rol in zo’n groot werkstuk. Verder oefenen we het doorzetten, want alles moet gedaan worden.
Voor de harde werkers voorzien we nog vervolgopdrachtjes zoals bijvoorbeeld het maken van een kaartenhouder.  En terwijl er in een gezellige werksfeer wordt  gewerkt, groeit het vertrouwen in het eigen kunnen.

foto_L5_houtbewerking_3.jpg

foto_L5_houtbewerking_2.jpg

 

Handwerk? Denkwerk!

De hand van de mens wordt in de biomechanica omschreven als een van de meest complexe lichaamsdelen. In tegenstelling tot de dieren kan de mens zijn duim en vingers naar elkaar toe bewegen, waardoor hij op verschillende manieren kan grijpen, bewerken en ook weer loslaten. Bij een volwassene gebeuren deze handelingen vrijwel onbewust, maar voor een jong kind vergt het vaak een grote inspanning om bijvoorbeeld een potlood of een breinaald vast te houden. Om een hand ‘vaardig’ te maken, moet het kind zich bewust worden van het bewegen van de vingers én moet het kunnen ervaren of hij de pen of breinaald al dan niet goed vasthoudt. Deze vaardigheden worden gestuurd door de bewegingszin en de tastzin. In het begin worden bij een kind de bewegingen nog gestuurd met de ogen, maar door te oefenen zal het kind ervaren dat de handeling steeds gemakkelijker gaat, tot de beweging geautomatiseerd is. Het schrijven of breien is dan een vaardigheid.

Wetenschappelijk onderzoek wijst op een belangrijke relatie tussen de activiteiten van de handen en de ontwikkeling van de hersenen. Neurologen kwamen tot de vaststelling dat het oefenen van de fijne motoriek belangrijk is voor het begrijpen. Anders gezegd, met de handen kan je grijpen wat je nadien al denkend kan begrijpen. In de jaren twintig heeft Rudolf Steiner in een van zijn voordrachten reeds aangehaald dat de leraar handwerk eigenlijk vooral aan de geest werkt! Kortom, wat we met de handen doen, heeft zijn weerslag op de geest. Via de fijne motoriek wordt de ontwikkeling van het denken gestimuleerd en worden de scheppende krachten ontplooid die in de mens aanwezig zijn. Dit komt omdat onze vingertoppen verbonden zijn met het centrale zenuwstelsel, waardoor bij elke beweging of aanraking onze geest wordt aangesproken. Handwerk is dan ook een erg geschikte manier om het causaal denken te oefenen. Bijvoorbeeld bij het breien: eerst moet je insteken, dan het draadje omslaan, vervolgens doorhalen en tot slot de draad weer van de breinaald halen. Het is deze nauwgezette volgorde die tot een mooi werkstuk leidt. Door ritmisch en geordend te werk te gaan, komt het kind ook tot rust en ontstaat er ruimte om aandacht te schenken aan andere zaken, zoals kleuren, vormen, versieringen en andere esthetische kenmerken, waardoor de persoonlijkheid van het kind tot uiting komt. Het kunstzinnig werken met de handen stimuleert de kinderen om zich vanuit het denken, het voelen en het willen te verbinden met de wereld om hen heen. Of, om het met Rudolf Steiner te zeggen: “velen weten niet welke gezonde logica men heeft wanneer men kan breien”!