Pedagogische achtergrond

Handwerk? Denkwerk!

De hand van de mens wordt in de biomechanica omschreven als een van de meest complexe lichaamsdelen. In tegenstelling tot de dieren kan de mens zijn duim en vingers naar elkaar toe bewegen, waardoor hij op verschillende manieren kan grijpen, bewerken en ook weer loslaten. Bij een volwassene gebeuren deze handelingen vrijwel onbewust, maar voor een jong kind vergt het vaak een grote inspanning om bijvoorbeeld een potlood of een breinaald vast te houden. Om een hand ‘vaardig’ te maken, moet het kind zich bewust worden van het bewegen van de vingers én moet het kunnen ervaren of hij de pen of breinaald al dan niet goed vasthoudt. Deze vaardigheden worden gestuurd door de bewegingszin en de tastzin. In het begin worden bij een kind de bewegingen nog gestuurd met de ogen, maar door te oefenen zal het kind ervaren dat de handeling steeds gemakkelijker gaat, tot de beweging geautomatiseerd is. Het schrijven of breien is dan een vaardigheid.

Wetenschappelijk onderzoek wijst op een belangrijke relatie tussen de activiteiten van de handen en de ontwikkeling van de hersenen. Neurologen kwamen tot de vaststelling dat het oefenen van de fijne motoriek belangrijk is voor het begrijpen. Anders gezegd, met de handen kan je grijpen wat je nadien al denkend kan begrijpen. In de jaren twintig heeft Rudolf Steiner in een van zijn voordrachten reeds aangehaald dat de leraar handwerk eigenlijk vooral aan de geest werkt! Kortom, wat we met de handen doen, heeft zijn weerslag op de geest. Via de fijne motoriek wordt de ontwikkeling van het denken gestimuleerd en worden de scheppende krachten ontplooid die in de mens aanwezig zijn. Dit komt omdat onze vingertoppen verbonden zijn met het centrale zenuwstelsel, waardoor bij elke beweging of aanraking onze geest wordt aangesproken. Handwerk is dan ook een erg geschikte manier om het causaal denken te oefenen. Bijvoorbeeld bij het breien: eerst moet je insteken, dan het draadje omslaan, vervolgens doorhalen en tot slot de draad weer van de breinaald halen. Het is deze nauwgezette volgorde die tot een mooi werkstuk leidt. Door ritmisch en geordend te werk te gaan, komt het kind ook tot rust en ontstaat er ruimte om aandacht te schenken aan andere zaken, zoals kleuren, vormen, versieringen en andere esthetische kenmerken, waardoor de persoonlijkheid van het kind tot uiting komt. Het kunstzinnig werken met de handen stimuleert de kinderen om zich vanuit het denken, het voelen en het willen te verbinden met de wereld om hen heen. Of, om het met Rudolf Steiner te zeggen: “velen weten niet welke gezonde logica men heeft wanneer men kan breien”!

Over poppen

Op Maria Lichtmis brengen de kinderen hun pop mee naar school, tijdens die dag worden de poppen in het zonnetje gezet, vertroeteld, geknuffeld en vieren ze hun verjaardag.

Er zijn veel soorten poppen maar hier willen we de antroposofische pop, ook wel de Waldorfpop, de Steinerpop of zonnekindpop toelichten.

Bij alle volkeren en in alle tijden vinden we poppen. Een pop vertegenwoordigt datgene, wat we als beeld van de mens beleven.

De pop neemt tussen het speelgoed een speciale plaats in omdat de pop een beeld van de mens is, daardoor kunnen de kinderen met behulp van een pop hun eigen “ik” zoeken. Tijdens het spelen met een pop oefent een kind zich in het uitdrukken van gevoelens en wat het beleeft. Ze vertrouwen hun diepste gedachten, hun verdriet en hun vreugde aan de pop toe. Met een pop kunnen ze dromend de werkelijkheid ontvluchten of zich bijvoorbeeld op de komst van een broertje of zusje voorbereiden.

Samen met een pop kan er zoveel leuks en wonderlijks gebeuren...

In een pop ontmoet het kind zichzelf. Een kind geeft een pop leven en het bezielt de pop met fantasie. Een wezenlijke karaktertrek in de eerste zeven jaar is, dat het kind zich geheel overgeeft aan de omgeving. Het kind is in zijn belevingen nog geheel gebonden aan de omgeving. Rudolf Steiner wijst erop dat wat we onbewust opnemen, dieper in ons organisme en onderbewustzijn binnendringt dan dat we ons bewust worden.

Goed speelgoed geeft het kind de mogelijkheid innerlijk actief te worden door de fantasie. Wanneer het kind met een pop speelt is het veel meer dan nabootsing. Het kind brengt in het spel zijn of haar eigen innerlijk tot uitdrukking. Daarom kan er hierin geen onderscheid gemaakt worden tussen jongens en meisjes.

over poppen 1

Wat is dan een antroposofische pop?

Natuurlijke materialen

Ze zijn handgemaakt van natuurlijke materialen zoals wol en katoen. Door het gebruik
van 100% pure schapenwol voor de vulling zijn de poppen stevig maar toch zacht. Dat
zorgt ervoor dat het voor het kind fijn is om de pop vast te houden en overal mee
naartoe te nemen. De poppen voelen warm en comfortabel aan omdat de wol van de
vulling de lichaamstemperatuur van het kind snel overneemt. Daardoor lijkt het bijna alsof
de pop echt leeft.

De vulling van wol neemt ook de geur van het kind aan, iets dat zijn nut bewezen heeft tijdens het gebruik van antroposofische wiegpopjes bij kinderen in de couveuse/in het ziekenhuis. De moeder of vaste verzorger van het kindje droeg in dit geval de pop een dag dicht op het lichaam, waardoor het popje de geur van de moeder aannam.

De kinderen die deze popjes bij zich kregen voelden deze aan als een stukje van de moeder of verzorger, en vonden hierin een stukje rust, en vertrouwen in een vreemde omgeving.

Rudolf Steiner gaf de ouders van de eerste school die hij oprichtte aanwijzingen hoe ze een pop konden maken voor hun kind.

Er zit een hele filosofie achter. Zo gaf Steiner aan dat het werken met natuurlijke materialen heel belangrijk is omdat jonge kinderen daarmee hun tastzintuig het beste kunnen ontwikkelen. De gedachte daarachter is als volgt: als een kind het eerste natuurlijke materialen leert kennen, dan vormen die als het ware de basis voor het leven. Het kind zal daar zekere eerbied voor ontwikkelen voor deze materialen. Als het kind nadien in aanraking komt met onnatuurlijke materialen, zoals plastic, dan zal het dit verschil in kwaliteit goed ervaren. Bovendien valt er aan natuurlijke materialen meer te beleven. Ze zijn steeds anders van structuur en nooit echt voorspelbaar. Hout of wol voelt en oogt heel anders dan plastic.

Lichaamsverhoudingen

Antroposofische poppen hebben een heel specifieke vormgeving en uitstraling en dat is niet voor niets zo. Het uiterlijk van de pop wordt gevormd met als basisidee dat de pop symbool staat voor de mens. Dit is wat je een kind wil geven als voorbeeld om zich naar te vormen en te leven. Dat betekent ook dat de pop zo gevormd is dat de verhoudingen kloppen met de verhoudingen die een mens ook heeft. Het hoofd heeft een bepaalde grootte ten opzichte van het bovenlichaam en de armen en benen hebben ook een lengte die daarmee in verhouding klopt. Als de verhoudingen van een poppenlichaam niet kloppen dan kun je dat meteen zien, de pop ziet er dan niet zo echt uit.

Het hoofd

  • De Vorm

Een ander typisch uiterlijk kenmerk van deze poppen is de vorm van het hoofd. Het hoofd wordt met speciale technieken gevormd. Daardoor is het mooi rond, zoals een echt hoofd. ƒn het heeft een inkeping op de plaats waar de ogen zitten zodat die als het ware iets “in” het hoofd vallen, precies zoals dat ook bij een echt mens is.

  • Geen gezichtsexpressie

Wat verder erg opvalt aan deze poppen is dat ze geen echte gezichtsexpressie hebben, ze hebben een neutrale uitdrukking. In het gezicht worden slechts op een eenvoudige manier de ogen en de mond aangegeven. Meestal worden ze geborduurd, maar soms zelfs alleen getekend met een potlood. Dit gebrek aan expressie heeft een nut. Hierdoor krijgt het kind alle ruimte om met zijn of haar fantasie te bedenken en in te vullen hoe de pop zich voelt. Zo kan de pop lachen of verdrietig zijn en wakker zijn of slapen. Het is voor een kind van het grootste belang dat het zich kan spiegelen aan de pop.

 

Waarom de antroposofische poppen er zo uitzien...

Rudolf Steiner gaf aan dat dit nodig is voor een goede ontwikkeling van de hersenen. De hersenen vormen zich volgens hem door de fantasie van het kind. Je kunt dat vergelijken met het ontwikkelen van de spieren van de handen. Die worden sterker als je met je handen werkt. Precies zo kunnen de hersenen zich beter ontwikkelen als de wereld van het kind daar de mogelijkheden voor biedt. En het speelgoed is daar natuurlijk een belangrijk onderdeel van. Voor kinderen is de fantasie de manier van hersentraining die het beste bij hun leeftijd en ontwikkelingsfase past.

Door bij een expressieloos poppengezicht een innerlijke voorstelling te maken van de pop wanneer ze heel blij is of juist wanneer ze huilt, is het kind dus op dat moment actief zijn hersenen aan het trainen en ontwikkelen. Die fantasie lijkt in eerste instantie misschien slechts kinderspel en daardoor niet zo heel belangrijk, maar niets is minder waar.

Een Antroposofische pop is daardoor niet zomaar een pop. Het is uitgekiend ontwikkelingsspeelgoed. We zijn vaak geneigd om met onze volwassen blik voor speelgoed te kiezen dat we mooi vinden. Maar daarmee gaan we soms voorbij aan dingen die voor een kind veel belangrijker zijn.

over poppen 2

Huishoudelijk werk in de kleuterklas. Tekst uit 2021

Huishoudelijk werk in de kleuterklas

Tekst uit 2021 (Coronatijd: online ouderavond) door juf Sari

(uit oa ‘De vrije kleuterklas ‘van Loïs Eigenraam en ‘Een kind wil de was doen’: over huishouden en opvoeding’ van Quirine Vervloet)

Wie jonge kinderen heeft of met jonge kinderen werkt, merkt dat ze veel plezier beleven aan het meehelpen bij klusjes in huis:

Tafeldekken en afruimen, was- en afwasmachine in- en uitladen (en op de knopjes duwen), afwassen en afdrogen, afstoffen, vegen, stofzuigen, …

Helpen bij het eten maken: groenten en fruit schillen en snijden (mandarijntjes pellen is bvb. Een hele goeie oefening voor de fijne motoriek) ….

Planten water geven, bloemetjes planten, bladeren harken, ….

Mij kan het steeds terugkeren van de huishoudelijk taken soms wat benauwen maar jonge kinderen zijn juist in hun element bij het herhalende.

Een uitstapje is leuk maar thuis is voor hen vaak de beste plek om te zijn. Thuis met haar vertrouwde ritmen en gewoonten.

Ik denk dat deze Coronatijd voor veel mensen moeilijk is maar onze jonge kinderen genieten van het thuis zijn, thuis en in de tuin spelen (als ze een tuin hebben), …..en werken.

Jonge kinderen beleven aan die steeds terugkerende handelingen in het huishouden een dag- en weekritme en soms zijn het onze kinderen die ons tot een ritme aanmoedigen en zo ontstaan er vaak pas na de komst van de kinderen bepaalde gewoontes die ritme en daardoor ook voorspelbaarheid geven aan kinderen.

Zo maakte ik 2 weken na elkaar op woensdagmiddag zelf pizza met Seppe (een kindje van 4) en de eerstvolgende woensdag zei hij: pizza?

Dus maken wij nu iedere woensdagmiddag zelf pizza.

Vroeger had men in vele huishoudens een vaste dag om te wassen, te bakken, te poetsen, …. Dat vormde dan het weekritme.

In onze klas hebben we dit weekritme niet specifiek voor huishoudelijke taken maar iedere dag heeft wel zijn vaste activiteit en dat zorgt voor voorspelbaarheid, wat dan weer zorgt voor geruststelling bij de kinderen: ze weten wat er gaat komen:

Ma: schilderdag en handwerken voor de oudste kleuters

Di: soepdag en turnen en knutselen voor de oudste kleuters

woe: bosdag

Do: tekendag en turnen en extra turnen voor de oudte kleuters

Vrij: broodbakdag

Iedere morgen mag een kleuter tijdens de ochtendkring zeggen welke dag het is en wat we dan juist gaan doen. Vooraf weten wat er gaat komen, stelt jonge kleuters gerust.

Een korte eenvoudige uitleg over wat een bepaalde (nieuw) activiteit inhoudt brengt geruststelling. Ze weten wat er gaat komen en kunnen dan, als ze toch ergens zorgen over hebben, nog bijkomende vragen stellen.

Ook wanneer er een nieuw kleutertje in onze klas komt, vertellen we nog eens kort wat onze afspraken van de klas zijn.

Maar ook onze handelingen, wat we doen maakt zichtbaar wat er gaat komen:

Op maandag ruiken ze soms al dat het schilderdag is want wanneer we de verfpotjes opendraaien komt de (niet altijd even aangename) geur van de natuurverf ons al tegemoet.

Op dinsdag zien ze een kleuter met een grote zak groenten binnenkomen en weten ze dat het soepdag is. Op woensdag hangen de fluovestjes aan de kapstok en weten de kleuters dat we naar het bos gaan… Donderdag liggen de tekenplankjes al klaar en op vrijdag zien ze juf Mirjam aan de deur en weten ze dat ze broodjes gaan bakken.

Thuis merk je dat wanneer je de tafel dekt, een kind weet dat het tijd is om te gaan eten. Soms beginnen ze al zelf hun speelgoed op te ruimen als ze horen dat de borden op tafel worden gezet of komen ze aangerend om te helpen.

Het kind weet wat er gaat komen en dat stelt hem gerust. Als mama, papa of juf een schort aandoet, weet het kind dat er gewerkt wordt en dan is het ook gemakkelijker voor hem om niet heel de tijd aandacht te vragen. Ze zien dat er echt gewerkt wordt en willen kijken of meedoen en gaan dan soms na een tijdje toch terug op zichzelf spelen.

Anders dan wanneer een ouder telefoneert of aan de computer bezig is: voor jonge kinderen wordt dit (spijtig genoeg voor ons) vaak niet echt ervaren als werken.

Neem je de wasmand, dan staat het kind al te popelen om de was mee in de machine te steken en vooral om op het startknopje te drukken.

In onze kleuterklassen is het huishoudelijk werk een brugje tussen thuis en de klas. Herkenbare handelingen van thuis (eten maken, tafeldekken en afruimen, groenten en fruit snijden, kleding vouwen, vegen, ….) komen terug in de klas. Ze zijn herkenbaar en stellen de kleuters gerust.

Daarnaast doen we dit huishoudelijk werk ook omdat het zinvol is: het helpt de kinderen gezond te ontwikkelen.

Zo oefenen ze motorische vaardigheden en dit allemaal door zinvolle handelingen te doen.

Ze leren de opeenvolgende stappen in een handelingsproces kennen en leren hoe opeenvolgende stappen logisch op elkaar volgen. Logica wordt zichtbaar in huishoudelijke taken die we uitvoeren: vb. wanneer we op onze trui morsen of onze kleren vuil worden bij het spelen, dan gaan we ze wassen: we doen zeep in een teil en gaan wassen, spoelen, wringen. Na het uitwringen moeten de kleren drogen aan de waslijn en daarna strijken en opvouwen en op hun plaats leggen.

Gelukkig hoeven wij dat nu thuis niet meer met de hand te doen maar in de klas proberen we de kleuters nog veel van het ambachtelijke werk te laten zien omdat daar de logische stappen beter zichtbaar zijn. (Vb. poppenkleren wassen onder het zingen van het lied van de wasvrouwen)

We maakten zelf pizza: eerst het deeg maken en de groenten snijden, dan het deeg uitrollen, dan de saus erop en dan de groenten en kaas en dan de oven in.

Een goed voorbeeld van hoe een proces zichtbaar wordt is oa brood bakken.

Voorafgaand aan het bakken spelen we in september het arbeidsspel van de boer die gaat zaaien, maaien, oogsten en dorsen. Daarna gaan we naar de molenaar en malen de kleuters graan in een graan-of koffiemolentje om later met het gemalen meel broodjes te bakken.

Ook in onze verhalen en toneeltjes worden die opeenvolgende stappen in een handelingsproces zichtbaar.

Zo vertelde ik van Floris die graag een pannenkoek wilde eten en wat hij er allemaal voor moest doen en speelden we toneel van Pelle die een nieuw pak nodig had en wat hij allemaal moest doen om een nieuw pak te krijgen: van het scheren van het schaap tot het pak.

In het huishoudelijke werk, bijvoorbeeld bij het dekken van de tafel, leren kleuters zich oriënteren in de ruimte (daar staan de kommetjes en daar liggen de lepels, ….)

Ook doelen als voorbereidend rekenen komen bij deze activiteiten aan bod: tellen, bij ieder kommetje een lepel, …

Bij het klaarmaken van brooddeeg of een maaltijd, leren kleuters nieuwe woorden (verschillende groenten, fruit, kruiden, voorwerpen,….) en begrippen (meer-minder-evenveel-…) en deze ook al doende toepassen.

Ze leren gebruiksvoorwerpen correct hanteren (mes, dunschiller, borstel en blik, afdrooghanddoek) en zorg dragen voor materialen (plantjes water geven, poppen onderdekken, servetjes vouwen), door ons na te bootsen en te zien hoe wij gebruiksvoorwerpen juist hanteren en met respect met onze materialen omgaan.

Kleuters leren vreugde beleven aan werken. Hierin hebben we als opvoeder een belangrijke voorbeeldfunctie want ten slotte bootst een jong kind alles uit zijn omgeving na en als het kind beleeft hoe ouders zingend de was vouwen, dan stimuleert dit het vreugdevol werken.

Kleuters beleven dan dat werken fijn is.

Door het ‘ZELF DOEN’ groeit ook het zelfvertrouwen van onze kleuters.

En daarnaast is huishoudelijk werk vaak ook een sociaal gebeuren:

(Samen aan de afwas met grappige liedjes, samen een doek opvouwen in de gang)

En ‘vele handen maakt licht werk’: dat ervaren ze als er veel helpers zijn: dan gaat het werk altijd veel sneller en staat alles weer ‘in een wip en een gauw’ op z’n plaats!

(na de middagmaaltijd gaan alle oudste kleuters samen aan het werk om de klas te laten blinken).

Bij het opruimen na het vrij spel leren ze ordenen, sorteren, structureren, …. en voor ieder is er wel een taakje en samen laten wij de klas weer blinken.

Alles heeft een vaste plek in de klas, dat geeft de kleuters houvast en helpt hen om zelfstandiger te worden: ze kunnen zelf iets halen wat ze nodig hebben, iets opruimen, …. En wordt de zelfstandigheid groter, dan groeit ook het zelfvertrouwen.

Door alles wat ze zelf nodig hebben bij hun werk op hun hoogte en binnen hun handbereik te zetten, kunnen ze al veel zelf.

Bij mijn oudste dochter deed ik vaak snel mijn huishouden om dan met haar activiteiten te kunnen doen, naar de speeltuin te gaan, te spelen,…

Later leerde ik mijn kinderen te betrekken bij het huishoudelijk werk, vb. eten klaarmaken, poetsen, plantjes water geven, ….. het huishouden moet toch gebeuren, jonge kinderen doen dat graag en het geeft hen veel leerkransen.

In de klas merken we dat bij kinderen die moeilijk tot spel komen, huishoudelijk werk soms kan helpen.

Hen meenemen in het werken (appeltjes laten opblinken met een doekje, fruit mooi schikken op de fruitschaal, graan malen, ….) kan helend werken. Vanaf een veilig plekje bij juf kijken ze al werkend naar het spel en zetten na een tijd, soms het wat hulp van juf, toch de stap tot samenspel.

Ook bij kinderen die heel sterk in hun hoofdje zitten, die veel denken of heel veel praten, kan huishoudelijk werk helpen om hen beter in hun lijfje te krijgen en zorgen voor meer rust in hun hoofdje.

Deze Coronatijd, een tijd waarin er niet veel ruimte is voor een sociaal leven, biedt ons de gelegenheid om intenser met onze jonge kinderen samen te leven en wanneer je het huishouden omarmt, kan het een schat aan ontwikkelingskansen voor het jonge kind bieden.

Ik wens jullie dan ook allemaal veel huishoudelijke plezier en succes met de grote lenteschoonmaak!

Waarom huishoudelijk werk in de kleuterschool?

Huishoudelijk werk in de kleuterklas

In onze kleuterklasjes genieten wij van het uitvoeren van vele huishoudelijke taken: vegen, afwassen, afdrogen, tafel dekken, fruit en groenten schillen en snijden, soep maken, brood bakken, plantjes water geven, afstoffen, bladeren harken, zaaien, poppenkleren wassen, …….

Huishoudelijk werk is voor veel jonge kinderen herkenbaar van thuis en vormt zo een bruggetje tussen thuis en de klas.

Door het uitvoeren van huishoudelijke taken ontwikkelen onze kleuters oa hun motorische vaardigheden en leren ze gebruiksvoorwerpen en gereedschap juist hanteren, de logische stappen in een handelingsproces kennen, zich oriënteren in de ruimte, veel nieuwe begrippen toepassen en werken met plezier!

Waarom ritme en regelmaat in de kleuterschool?

In de natuur zijn deze elementen sterk voelbaar bv. dag en nacht, eb en vloed, de seizoenen, dagen en maanden, ….

Ook het kind zelf is onderheven aan allerlei herhalingen zoals: slapen, ontwaken, de ademhaling, …

Vanuit zichzelf vraagt een kind naar eindeloze herhaling bv. hetzelfde spelletje, verhaaltje, kiekeboe spelletje, …

Een kind voelt zich goed in een steeds wederkerend RITME. Het geeft een kind een veilig en geborgen gevoel, zekerheid en vertrouwen.

In onze school proberen wij zoveel mogelijk in te spelen op RITME en REGELMAAT. Zo leggen we sterk de nadruk op het DAGRITME, WEEKRITME en JAARRITME.

Dagritme: Elke dag verloopt hetzelfde: vrij spel, ochtendkring, bewegingsspel, activiteit, … en doorheen de dag proberen we inspanning en ontspanning af te wisselen (in- en uitademen).

Weekritme: Iedere dag heeft een andere vaste activiteit: vb. maandag bakken, dinsdag tekenen, woensdag turnen, donderdag schilderen, vrijdag in de tuin werken

Dit biedt veiligheid aan kinderen: ‘Juf, is het schilderdag vandaag?’

Jaarritme: de jaarfeesten zijn onze gouden draad doorheen het jaar. Het is een kringloop die nooit eindigt maar telkens opnieuw terugkeert. Juf en de kinderen leven er samen sterk naar toe, bereiden iedere feest voor met zingen, knutselen, verhalen. Bij kleuters uitgebreider dan bij peuters.